Grenzen aan kleine scholen

Vooral in dunbevolkte gebieden merken scholen, zowel in het basis- als in het voortgezet onderwijs, de gevolgen van dalende leerlingenaantallen. Dat zal de komende jaren alleen maar sterker worden. Klassen en scholen worden kleiner; dat is niet alleen duur, maar het zet ook de onderwijskwaliteit onder druk. Scholen sluiten of fuseren en dat kan ten koste gaan van de variëteit van het onderwijsaanbod. In dit advies doet de raad aanbevelingen om ook in krimpgebieden zorg te dragen voor sterke scholen en de pluriformiteit van het bestel.

De raad vindt dat de kwaliteit van het onderwijs gewaarborgd moet zijn, ook in dunbevolkte gebieden. Alle kinderen hebben immers recht op goed onderwijs. Een toename van het aantal kleine scholen als gevolg van de dalende leerlingenaantallen zet druk op de kwaliteit en de kosten van het onderwijs. Op termijn is dat onhoudbaar. Kleine scholen zijn vaker zwak en kunnen moeilijker de rol van sociale ontmoetingsplaats voor leeftijdsgenoten waarmaken. Daarom adviseert de raad om het aantal kleine scholen te beperken. Ook met minder scholen is de keuzevrijheid voor ouders en leerlingen in Nederland te garanderen. Op redelijke afstand moeten ouders en leerlingen ten minste uit een openbare en een bijzondere school kunnen kiezen.

De benodigde wettelijke aanpassingen om het aantal kleine scholen te beperken vragen enige tijd. De daling van de leerlingenaantallen noodzaakt echter tot een snellere actie. Daarom stelt de raad tevens maatregelen voor om scholen zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs op korte termijn te stimuleren om beter met elkaar samen te werken aan een structureel, hoogwaardig onderwijsaanbod.

Aanbeveling 1: herzie opheffingsnormen en bekostiging

Om de kwaliteit van het onderwijs duurzaam te waarborgen en de toename van het aantal kleine scholen te beperken, is een herziening van de opheffingsnormen en bekostigingssystematiek nodig. De raad adviseert de minimum opheffingsnorm in het primair onderwijs te verhogen naar 100 leerlingen, vanaf 2019 geldend voor alle basisscholen. In het voortgezet onderwijs ziet hij geen aanleiding voor een verhoging van de opheffingsnormen. Daarnaast stelt de raad voor om de kleinescholentoeslag in het primair onderwijs te vervangen door een toeslag voor scholen in dunbevolkte gebieden. De budgettaire besparing die dit oplevert, kan worden benut om te investeren in verbetering van de kwaliteit van het basisonderwijs.

Aanbeveling 2: steun experimentele initiatieven van scholen

Aangezien wetswijzigingen de nodige tijd vergen, bepleit de raad een optimale toepassing van de wettelijke experimenteerruimte, zodat scholen op korte termijn de gevolgen van dalende leerlingaantallen kunnen aanpakken. Voorwaarde is dat de experimenten bijdragen aan de versterking van de onderwijskwaliteit op de lange termijn en pluriformiteit waar mogelijk blijven
garanderen. Dit geldt voor zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs.

Aanbeveling 3: zorg dat scholen samen een goed aanbod kunnen organiseren

In het primair onderwijs moet snel een proces op gang komen waarin scholen lokaal en regionaal samenwerken aan een goed en gevarieerd onderwijsaanbod. De raad adviseert dit proces te stimuleren met een zogenoemd Regionaal aanpassingsplan (RAP) dat het aantrekkelijk maakt voor scholen om daar met elkaar aan te werken. Wettelijke regels die de samenwerking bemoeilijken, moeten worden vereenvoudigd.