Herkenbaar vmbo met sterk vakmanschap

Het vmbo heeft te kampen met afnemende leerlingenaantallen in de basis- en beroepsgerichte leerwegen, een onoverzichtelijk aanbod en een negatief imago. De raad pleit in dit advies voor clustering van de vier leerwegen in het vmbo tot twee opleidingen: vakmanschap en mavo.

De positie van het vmbo in het Nederlandse onderwijsstelsel dreigt te worden ondermijnd. Het afnemende aantal leerlingen zet de organiseerbaarheid van goed onderwijs onder druk en er zijn zorgen over de aantrekkelijkheid van het vmbo. De aantrekkelijkheid wordt negatief beïnvloed door de complexe structuur en het negatieve imago. De volgende vraag is de raad voorgelegd door de Tweede Kamer: Hoe kan de positie van het vmbo in het Nederlandse onderwijsstelsel worden versterkt?

Verschillende onderwijsvernieuwingen hebben in het vmbo plaatsgevonden. Deze waren gericht op het verbeteren van de inhoud en kwaliteit van het onderwijs. Hiermee zijn de eerder genoemde knelpunten echter onvoldoende opgelost. De raad komt op basis van de in dit advies gemaakte analyse tot de conclusie dat het vmbo te versterken is door leerwegen te clusteren en vakmanschap te profileren.

De raad adviseert de structuur van het huidige vmbo te vereenvoudigen. Hij stelt voor de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg samen te voegen tot één opleiding vakmanschap. De gemengde en theoretische leerweg kunnen worden samengevoegd tot één opleiding mavo.

De raad adviseert de opleiding die ontstaat uit de clustering van de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg te profileren als opleiding vakmanschap. De opleiding vakmanschap kan ontwikkeld worden door gebruik te maken van ontwerpprincipes ontleend aan het vakcollege. Om het imago van het beroepsgerichte leren te verbeteren is het van essentieel belang dat de opleiding voor vakmanschap ook toegang biedt tot de hoogste niveaus van het mbo. Verder vraagt de raad aandacht voor het behoud van het brede, voorbereidende karakter van de opleiding vakmanschap en adviseert de raad de samenwerking tussen onderwijsinstellingen voor vakmanschap, het mbo en het bedrijfsleven te faciliteren.

De raad adviseert de opleiding die ontstaat uit de clustering van de gemengde en de theoretische leerweg te profileren als mavo-opleiding die een startpunt vormt voor doorlopende leerlijnen. Om aansluiting tussen de mavo en het mbo te verbeteren adviseert de raad beroepsgerichte vakken op te nemen in het curriculum van de mavo. Om aansluiting met het havo te verbeteren, adviseert de raad opstroomklassen te realiseren voor leerlingen met een havo-ambitie.

De raad is voorstander van een stapsgewijze invoering van de nieuwe opleidingen. Het onderwijsveld moet de ruimte krijgen om zelf de opleidingen te ontwikkelen. Het advies beoogt dan ook geen blauwdruk te geven voor de inrichting van de opleidingen. Wel wijst de raad in dit advies op ontwikkelingsrichtingen en belangrijke aandachtspunten.

Voor de toekomst formuleert de raad twee aandachtspunten. De vraag naar de positie van het vmbo is niet los te zien van de vraag naar de positie van havo, vwo en mbo in het stelsel. Daarover is veel maatschappelijke discussie. Sleutelen aan de positie van afzonderlijke opleidingen zonder de gevolgen te bezien voor het hele stelsel, heeft volgens de raad geen zin. Daarom zal de raad dit thema adresseren in toekomstige adviezen die gaan over een veerkrachtig onderwijsbestel. Voorts is volgens de raad aandacht voor kwetsbare jongeren binnen de opleiding vakmanschap vereist.