Blog: Nederland moet in Europa serieus werk maken van onderwijs, onderzoek en innovatie

We verwachten veel van het onderwijs, onderzoek en innovatie bij oplossingen voor ingrijpende opgaven zoals het klimaat, de arbeidsmarkt, volkshuisvesting, technologisering, migratie en de energietransitie. Het coalitieakkoord van het kabinet geeft hier volop uitdrukking aan. Het beroepsonderwijs is cruciaal om de vele vakmensen op te leiden die nodig zijn om alle ambities voor genoemde opgaven te realiseren. Ook voor na-, bij- en omscholing, het tegengaan van laaggeletterdheid en digibetisme wordt naar het beroepsonderwijs gekeken. En innovatie is voor het kabinet een onmisbaar middel om de gewenste transities waar te maken.

Arbeidsmarktvraagstukken, migratie of de energietransitie zijn bij uitstek grensoverschrijdend en hebben ook een Europees karakter. Dus ook in Europa worden beroepsonderwijs, technologie en innovatie steeds belangrijker om in te spelen op deze ingrijpende opgaven. Het Europese beleid dat raakt aan onderzoek en onderwijs is de afgelopen jaren dan ook fors in omvang toegenomen met hogere ambities, breder bereik en meer geld. 

Beeld: ©Onderwijsraad

Tot nu toe slaagt de regering er onvoldoende in om dit Europese beleid goed aan te laten sluiten op de Nederlandse ambities voor technologische ontwikkeling, toegepast onderzoek en innovatie en het beroepsonderwijs. Bovendien zou Nederland in overleg en samenwerking met andere EU-lidstaten aan de Brusselse overlegtafels veel actiever kunnen bijdragen aan dat beleid.
Dit concludeerden de Adviesraad voor wetenschap technologie en innovatie (AWTI) en de Onderwijsraad in hun recente adviezen over Europa aan het kabinet.

De adviesraden gaven een dringende en eensluidende boodschap af: maak serieus werk van een strategische agenda en wees zichtbaar en actief op het Europese speelveld.

Kloof tussen groeiende ambities en de realiteit

Doordat tot nu toe onvoldoende serieus werk wordt gemaakt van een goede verbinding tussen het Nederlandse en het Europees onderwijs- en onderzoeksbeleid, gaapt er een kloof tussen de groeiende ambities en de realiteit. Een voorbeeld. De waarde van vakmensen neemt sterk toe in Europa vanwege de grote transities en hun arbeidsmarkt wordt steeds Europeser. Daardoor worden  internationale competenties van afgestudeerden belangrijker en wordt internationale mobiliteit van studenten aangemoedigd: ‘iedereen’ op uitwisseling. Op de universiteiten en de hogescholen is dit inmiddels ingeburgerd: jaarlijks volgen daar ongeveer 17.000 Nederlandse studenten onderwijs aan een buitenlandse universiteit of hogeschool. Maar onder de toekomstige vakmensen die zo hard nodig zijn, de mbo-studenten, is die deelname drie keer zo laag. En ook het budget dat Nuffic als Nationaal Agentschap Erasmus+ beschikbaar heeft voor het mbo, is lager dan voor het hoger onderwijs. Het helpt daarbij niet dat ook heldere beleidskeuzes ontbreken om internationale mobiliteit van mbo-studenten te bevorderen, bijvoorbeeld over internationale erkenning van kwalificaties en hoe mbo-studenten hun behaalde studiepunten kunnen inzetten voor hun diploma. 

Brussel is meer dan een pinautomaat

Op het gebied van onderzoek en innovatie zien we dat Nederlandse universiteiten, instellingen en bedrijven bijzonder goed scoren: Nederland haalt bovenproportioneel veel onderzoeks- en innovatiegeld uit het Brusselse Horizon-programma. Dat is mooi, maar Brussel is meer dan een pinautomaat. En ook buiten Horizon komen steeds meer kansen voor onderzoek en innovatie. Op welke manier wil Nederland bijdragen aan het aanpakken van de grote Europese maatschappelijke uitdagingen? Volgens de AWTI heeft de overheid de opdracht om via een  ‘strategisch samenspel’ de Europese en Nederlandse agenda’s goed met elkaar te verbinden.  Daarbij is extra aandacht gewenst voor het beroepsonderwijs en het MKB omdat die tot nu toe minder goed aangehaakt zijn bij de Europese programma’s. 

Kortom, geen afwachtende houding meer, maar kom met een strategie en handel daarnaar. De tussentijdse evaluatie van het Meerjarig Financieel Kader van bijvoorbeeld Erasmus+, ESF+ of het EFRO in 2023 en de gesprekken voor een nieuwe periode vanaf 2025, of de herijking van onderwijsdoelstellingen van de samenwerkende EU-lidstaten Europese Onderwijsdoelen in 2025 vormen uitgelezen mijlpalen in zo’n strategische agenda. Want in samenspraak en met gezamenlijke acties kunnen we in Nederland meer bereiken voor het beroepsonderwijs, technologie en innovatie. 

Edith Hooge, voorzitter Onderwijsraad en Eppo Bruins, voorzitter Adviesraad voor wetenschap technologie en innovatie