Blog: 'Niet alles wat met intelligente technologie kan, moet ook gebeuren'

Intelligente technologie maakt een opmars in de maatschappij, ook in het onderwijs. Er kan steeds meer met algoritmes en data. Denk aan adaptieve leermaterialen, automatische nakijkprogramma’s, dashboards die onderwijs- en leerprocessen weergeven en interpreteren, en virtual reality simulaties waarmee leerlingen en studenten beroepshandelingen in levensechte situaties kunnen oefenen. De opmars van intelligente technologie is niet te stuiten en gaat het onderwijs ingrijpend veranderen, meer dan digitalisering dat tot nu heeft gedaan.

De technologie biedt veel kansen om de onderwijskwaliteit te verbeteren. Maar om de kansen te benutten en de risico’s te beheersen, is het zaak de technologie doordacht in te zetten. Dat betekent dat niet alles wat kan ook moet gebeuren. En dat docenten en andere actoren in het onderwijsveld actief betrokken zijn bij keuzes rondom de inzet van intelligente technologie.

In de samenleving en het onderwijs groeit het besef dat de inzet van intelligente technologie doordenking en sturing vraagt. Vraagstukken als dataveiligheid, privacy en de machtsconcentratie bij commerciële technologiebedrijven hebben de afgelopen jaren veel aandacht gekregen. Verschillende organisaties als de WRR, het Rathenau Instituut, Kennisnet en SURF hebben hierover geadviseerd. Ze benadrukken dat bij de ontwikkeling en het gebruik van de technologie publieke waarden voorop moeten staan, zoals rechtvaardigheid, menselijkheid, autonomie en gezondheid. Maar wat betekent dat concreet voor het onderwijs? Precies daarover heeft de Onderwijsraad een verkenning uitgebracht.

In de verkenning zet de raad gedetailleerd uiteen wat nu al mogelijk is en wat vermoedelijk op korte termijn mogelijk is. Het onderwijs geven kan gedeeltelijk worden overgelaten aan intelligente technologie. De technologie kan automatisch directe feedback geven aan leerlingen, studenten of docenten en hun voortgang volgen. Onderwijs op maat komt binnen handbereik, in de vorm van gepersonaliseerde leertrajecten, die zijn gebaseerd op de behoeften en voorkeuren van de individuele leerlingen en studenten. Het leren hoeft niet in klas of op de campus plaats te vinden maar kan in een online leeromgeving, al dan niet met een virtual reality bril of sensoren die bewegingen van leerlingen en studenten registreren.

De vraag is hoe we deze kansen zo goed mogelijk kunnen benutten. En hoe we risico’s, die ook verbonden zijn met de inzet van intelligente technologie in de hand houden. Het voortdurend monitoren van leerlingen, studenten én docenten kan hen onder druk zetten en het onderwijsklimaat onveilig maken. Wanneer intelligente technologie docenten keuzes uit handen neemt, kan hun persoonlijke band met leerlingen verloren gaan en het onderwijs uithollen. Kansenongelijkheid, discriminatie en deprofessionalisering liggen op de loer. Een onderwijsprogramma dat louter bestaat uit het doorlopen van adaptieve digitale leeromgevingen is eenzijdig. Het maakt leerlingen en studenten niet per se zelfstandig, omdat adaptieve programma’s heel directief kunnen zijn. Bovenals maakt een overmaat van deze programma’s leerlingen en studenten eenzaam. De coronaperiode heeft ons geleerd hoe belangrijk fysiek contact is in het onderwijs.

Wat de Onderwijsraad betreft wordt intelligente technologie gedoseerd ingezet. Dat betekent voldoende afwisseling tussen individuele en gezamenlijke werkvormen, tussen interacties die gemedieerd zijn door de technologie en directe persoonlijke interacties, tussen beeldscherm open en beeldscherm dicht en tussen zitten en bewegen. Docenten blijven de spil van het onderwijs. Ze brengen afwisseling aan, geven zelf onderwijs, springen in waar leerlingen en studenten vastlopen met technologietoepassingen, vullen data aan met eigen observaties en bepalen wanneer waarvoor welke intelligente technologie wordt ingezet. Want docenten zijn in dit alles beter dan de intelligente technologie. Andersom kan de technologie sommige taken weer beter dan de docent uitvoeren. Idealiter vullen zij elkaar aan.

Niet alle technologie die wordt aangeboden aan het onderwijs moet daadwerkelijk worden toegepast. De voorkeur gaat uit naar intelligente leermaterialen die aanbieders samen met docenten tot stand hebben gebracht en ook verder met hen doorontwikkelen. De huidige intelligente technologie is zeker nog niet ideaal. De komende tien jaar moet het onderwijsveld in zetten op ontwikkeling van nieuwe toepassingen die aansluiten bij hun wensen. Denk daarbij aan intelligente technologie die het samenwerkend leren of zelfstandig leren stimuleert. Of die leerlingen en studenten helpt om te gaan met een beperking zoals slechthorendheid of dyslexie.

Onderzoekers, onderwijsinstellingen of commerciële aanbieders kunnen de doorontwikkeling niet afzonderlijk van de grond tillen. Het ontwikkelen van technologische toepassingen die nauw zijn afgestemd zijn op het onderwijs is namelijk een complexe ontwerpopgave. Samen lukt het deze partijen beter, zeker wanneer de overheid samenwerking stimuleert, zoals nu gebeurt bij het Nationale Onderwijslab Kunstmatige Intelligentie. En kaders stelt voor wat geldt als verantwoorde technologietoepassingen. De boodschap van de verkenning is dat alle partijen in het onderwijveld een actieve rol hebben. Achterover leunen is geen optie.

Hein Broekkamp (projectleider), Susan te Pas (raadslid) en Edith Hooge (voorzitter)