Uitgebreid onderwijs

In discussies over het onderwijs ligt een te grote nadruk op de minimum(uren)norm en wordt onvoldoende naar voren gebracht dat leerlingen en studenten regelmatig meer tijd aan onderwijs besteden. De raad stelt een ambitieuzere insteek voor en wil extra aanbod van onderwijs en het extra gebruik hiervan stimuleren. Dit sluit aan bij de ambitie van Nederland om in de top vijf van kenniseconomieën te komen, en bij het daarmee samenhangende belang van bredere talentontwikkeling.

In Stand van educatief Nederland 2009 werd het begrip uitgebreid onderwijs geïntroduceerd om aandacht te vragen voor de vele educatieve activiteiten die buiten het reguliere programma plaatsvinden. In dit advies werkt de raad dit verder uit door aanbod en effectiviteit van uitgebreid onderwijs nader te preciseren en de vraag te beantwoorden welke maatregelen scholen en de overheid kunnen nemen om uitgebreid onderwijs systematischer en duurzamer vorm te geven.

Uitgebreid onderwijs: optimale talentbenutting voor elke leerling

Onder uitgebreid onderwijs verstaat de raad een extra aanbod van de school of andere educatieve partijen of extra gebruik van het reguliere aanbod gericht op 1) het behalen van de wettelijke vereisten, 2) het breder en diepgaander ontwikkelen van talenten of 3) het verbreden van het perspectief van de leerling of student op arbeid en samenleving.

Internationaal onderzoek laat zien dat uitgebreid onderwijs tot verbeterde prestaties kan leiden. Daarnaast worden verbeteringen geconstateerd in betrokkenheid, werkhouding en zelfvertrouwen, mits aan bepaalde kwaliteitseisen is voldaan en deelname voldoende intensief is. Vooral achterstandsleerlingen lijken veel te profiteren van uitgebreid onderwijs.

Scholen doen al veel, overheid kan belemmeringen wegnemen

Uit een online-enquête onder schoolleiders blijkt dat op dit moment vooral vo-scholen actief zijn met uitgebreid onderwijs (76%), meer dan mbo-instellingen (60%) en zeker meer dan basisscholen (39%). De variëteit aan initiatieven en activiteiten is in alle onderwijssectoren bijzonder groot. Het merendeel van de activiteiten richt zich op achterstandsleerlingen; ook zijn er activiteiten specifiek voor gemotiveerde en begaafde leerlingen en studenten.

Een van de knelpunten bij de organisatie van uitgebreid onderwijs blijkt het ondoorzichtige geheel aan tijdelijke subsidiestromen, dat het moeilijk maakt om de continuïteit van activiteiten veilig te stellen. Naast overheidsgeld zijn andere financieringsbronnen noodzakelijk om op iedere school een goed aanbod van uitgebreid onderwijs tot stand te brengen. Ook de beschikbaarheid van onderwijspersoneel is een knelpunt.

Vanwege het belang en de potentiële meerwaarde van uitgebreid onderwijs voor alle leerlingen en studenten vindt de raad een aanzienlijke uitbreiding en verbetering van het uitgebreid onderwijs wenselijk.

De verantwoordelijkheid van de minister hierin is om dit te faciliteren, en van de scholen om hierin bewuste keuzes te maken, zodat een meer samenhangende aanpak ontstaat en verdergaande, duurzame initiatieven ontwikkeld worden. Om dit te bereiken stelt de raad een aantal maatregelen voor.

Aanbevelingen

Ten eerste is het van belang dat de minister actief uitgebreid onderwijs stimuleert door drempels op het gebied van financiering en organisatie weg te nemen. Bijvoorbeeld kan de onbekendheid van scholen met externe aanbieders verkleind worden met behulp van een digitaal portaal, waarin bij voorkeur ook gegevens over kwaliteit zijn opgenomen. Tevens kan de minister de waarde van uitgebreid onderwijs laten zien door de deelname van leerlingen en studenten aan kwalitatief goede activiteiten te formaliseren. In overleg met de sectororganisaties kan hiervoor een landelijk kader opgesteld worden. Tegelijk kan een start gemaakt worden met het harmoniseren van de financieringsstromen.

Verder stelt de raad voor dat de minister een meerjarig ontwikkelingsproject start op honderd scholen in primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs, om meer inzicht te krijgen in de succesfactoren.

Ook scholen hebben een verantwoordelijkheid: zij kunnen doelgericht een smal of breed programma van uitgebreid onderwijs ontwikkelen. Om tegelijkertijd te zorgen voor voldoende intensieve deelname, zonder dat het reguliere programma in de knel komt, kunnen zij zorgen voor meer flexibiliteit en ruimte in het lesrooster. In verband met de schaarse tijd van docenten en de professionalisering van het aanbod wordt aangeraden om gebruik te maken van externe partijen die gespecialiseerd zijn in educatieve activiteiten op allerlei terreinen. Ook andere externe partijen, zoals de maatschappelijke voorhoedes en bedrijven, kunnen meer bijdragen aan het onderwijs dan zij zich nu wellicht realiseren.

Ten slotte kunnen sectororganisaties een rol spelen bij het stimuleren en verbeteren van het aanbod aan uitgebreid onderwijs, bijvoorbeeld door het inrichten van een informatiepunt waar scholen met hun vragen terecht kunnen en door het onderlinge leren van scholen te stimuleren.