Maatschappelijke achterstanden van de toekomst

De arbeidsmarkt stelt steeds weer nieuwe en vaak ook zwaardere eisen aan de komende generaties. Het onderwijs moet hierop inspelen en jongeren de gelegenheid geven zich op de toekomst voor te bereiden. Aanwezig talent dient optimaal te worden benut. De raad brengt in deze verkenning maatschappelijke ontwikkelingen in kaart en de risico's op achterstand die daarmee samenhangen. Hieruit volgen enkele beleidsimplicaties.

Maatschappelijke ontwikkelingen noodzaken tot ontwikkeling nieuwe vaardigheden

Een aantal maatschappelijke tendensen bepalen in de komende jaren ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Door ontgroening en vergrijzing wordt een steeds kleinere groep actieven op de arbeidsmarkt verantwoordelijk voor het draaiend houden van de economie en het op peil houden van de sociale voorzieningen. Daarnaast is door toenemende internationalisering in steeds meer beroepen kennis van vreemde talen nodig, evenals een flexibele opstelling tegenover andere culturen. De voortgaande tendens tot individualisering leidt ertoe dat velen tegenwoordig werk met zorgtaken combineren. De toenemende rol van ict vraagt om vaardigheden op het terrein van informatieverwerking. Ten slotte leidt flexibilisering van de arbeidsmarkt tot een groter beroep op het aanpassingsvermogen van werknemers.

Achterstandsrisico’s met name voor kinderen van laagopgeleide ouders

In deze verkenning identificeert de raad verschillende achterstandsrisico’s. Van individuele risico’s is sprake wanneer jongeren door lichamelijke, mentale, psychische of psychosociale factoren belemmerd worden in hun ontwikkeling. Daarnaast zijn er groepsgebonden risico’s op maatschappelijke achterstand. Het ouderlijk opleidingsniveau is nog steeds de belangrijkste voorspeller van de schoolloopbaan en het maatschappelijk succes van jongeren. Kinderen van laagopgeleide ouders volgen vaker een lagere opleiding dan kinderen van hoogopgeleide ouders. Dit maakt hen kwetsbaarder op de arbeidsmarkt. Een laag opleidingsniveau brengt niet alleen een lage taal- en rekenvaardigheid met zich mee, maar ook onvoldoende beheersing van vreemde talen, gebrekkige flexibiliteit en geringe informatieverwerkingsvaardigheden. De etnische herkomst van leerlingen speelt nog wel een rol in schoolloopbanen, maar de invloed hiervan neemt af. De huidige generatie jongeren met een Turkse of Marokkaanse achtergrond gaat het steeds beter doen. Wel is er sprake van onbenut talent, met name op taalgebied. Ook de eerdere verschillen in opleidingsniveau tussen jongens en meisjes zijn verdwenen. Meisjes halen gemiddeld genomen betere leerresultaten. Dit heeft deels te maken met hun grotere sociale vaardigheden en hun vermogen tot zelfstandig werken. Daartegenover staat dat het technische en wiskundepotentieel van meisjes nog onvoldoende wordt benut.

Beleidsimplicaties: investeren in de toekomst

De resultaten van deze verkenning impliceren dat het van belang is te investeren in het beperken van de risico’s op toekomstige maatschappelijke achterstand en onderbenutting van talent. Daarbij zijn drie aandachtsgebieden geformuleerd. De raad benadrukt het belang te investeren in het behalen van een minimale opleidingsbasis – vergelijkbaar met een startkwalificatie - door zo veel mogelijk mensen. Jongeren zonder deze basis staan in de huidige samenleving op achterstand; een achterstand die toeneemt gedurende de levensloop. Voldoende geletterdheid, gecijferdheid en een basale beheersing van het Engels zijn onmisbaar om als individu bij de steeds competitiever wordende samenleving betrokken te blijven. Vooral kinderen van laagopgeleide ouders en kinderen met individuele cognitieve, psychische of sociale problemen lopen een aanzienlijk risico op langdurige werkloosheid, gezondheidsproblemen en sociale uitsluiting. Dit brengt hoge maatschappelijke kosten met zich mee.

Optimale talentontwikkeling kan toekomstige tekorten op de arbeidsmarkt beperken en bijdragen aan de innovatieve kracht van Nederland. Het hardnekkige onderscheid tussen ‘mannenberoepen’ en ‘vrouwenberoepen’ is in dit kader contraproductief. Het onderwijs kan bijdragen aan het doorbreken van traditionele vakkenkeuze en daarmee samenhangende seksesegregatie op de arbeidsmarkt. Een laatste aandachtspunt is dat in de toekomst bij werknemers en burgers in toenemende mate een beroep zal worden gedaan op competenties zoals probleemoplossend vermogen, kritisch denken, zelfstandigheid, samenwerking en sociale en communicatieve vaardigheden. De behoefte aan dergelijke competenties is niet meer beperkt tot hogere functies. Jongeren die dergelijke vaardigheden in het onderwijs niet hebben verworven, zullen problemen op de arbeidsmarkt ondervinden. Ook voor lageropgeleiden worden sociale competenties en ‘advanced skills’ steeds belangrijker. De raad benadrukt daarom in deze verkenning het belang om hieraan in alle onderwijstypen aandacht te besteden.