Zicht op een macrodoelmatig opleidingsaanbod

Het opleidingsaanbod moet zo goed mogelijk aansluiten op de vraag van deelnemers en van de (toekomstige) arbeidsmarkt. Tegelijkertijd moet het aanbod op een efficiënte manier worden georganiseerd. Er is sprake van een macrodoelmatig opleidingsaanbod als deze verschillende aspecten met elkaar in balans zijn. De Onderwijsraad doet in dit advies aanbevelingen voor verbetering  van de macrodoelmatigheid van het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs. 

Om te sturen op een macrodoelmatig opleidingsaanbod in het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs is goede informatievoorziening volgens de raad cruciaal. Ingrijpen in het huidige aanbod is immers alleen nodig bij die opleidingen waarvan duidelijk is dat ze niet op een macrodoelmatige wijze worden aangeboden. Dit geldt bijvoorbeeld voor kleine, onrendabele opleidigen die op meerdere plekken worden gegeven, voor opleidingen die juist dreigen te verdwijnen, of voor opleidingen met een zeer beperkt arbeidsmarktperspectief. Voor instellingen zouden indicatoren moeten worden ingevoerd, die hen stimuleren zelf hun opleidingsportfolio nauwlettend te monitoren, te verantwoorden en zo nodig aan te passen. Het behoort in de visie van de raad tot de stelselverantwoordelijkheid van de overheid om bij te houden of dit daadwerkelijk leidt tot een macrodoelmatig opleidingsaanbod. In het uiterste geval moet de overheid kunnen besluiten om opleidingen te sluiten of juist open te houden. Om de informatievoorziening richting aankomende studenten te verbeteren, is de raad voorstander van een verplichte studiebijsluiter.

Aanbeveling 1: verantwoording aan overheid op basis van knipperlichtnormen

De raad stelt voor dat de overheid ‘knipperlichtnormen’ hanteert als indicatie voor onder meer de gewenste omvang en de arbeidsmarktrelevantie van opleidingen. Als opleidingen niet voldoen aan vooraf vastgestelde normen, gaan de bijbehorende knipperlichten branden. Invoering en openbaarmaking van dergelijke knipperlichtnormen moet instellingen aanzetten tot het doelmatig inrichten en afstemmen van hun opleidingsportfolio, in overleg met andere instellingen. Zo nodig kunnen instellingen in hun jaarverslag aangeven waarom specifieke opleidingen toch opengehouden worden. Ook de raad van toezicht dient hierbij een rol te spelen door instellingsbesturen nadrukkelijk te vragen zich te verantwoorden over het openhouden en sluiten van opleidingen. Tot slot is de overheid aan zet. In het uiterste geval kan de overheid op basis van de knipperlichtnormen opleidingslocaties sluiten of opleidingen niet langer bekostigen.

Aanbeveling 2: verbeter studiekeuzeproces door vergroting inzicht deelnemers

Wanneer deelnemers goed zicht hebben op de arbeidsmarktrelevantie en kwaliteit van opleidingen, dan kunnen zij een meer afgewogen opleidingskeuze maken. De raad adviseert daarom de voorlichting te verbeteren. Instellingen zouden door middel van een studiebijsluiter aankomende studenten verplicht moeten informeren over de kwaliteit en arbeidsmarktrelevantie van de opleiding. Het kan studenten op andere gedachten brengen en daarmee uiteindelijk instellingen doen heroverwegen om deze opleidingen aan te bieden. Ook in het voortgezet onderwijs zou de aandacht voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding moeten worden vergroot.

Aanbeveling 3: licentiesysteem voor unieke en maatschappelijk relevante kleine opleidingen

Unieke en maatschappelijk relevante kleine opleidingen zouden door middel van een speciale licentie met extra bekostiging in de lucht moeten worden gehouden. Bij de voorgenomen opheffing van de laatste opleiding in zijn soort zou een signaal af moeten gaan. De raad adviseert de overheid een meldpunt in te stellen voor de voorgenomen opheffing van opleidingen en zorg te dragen voor aanbesteding van de licenties van unieke en maatschappelijk relevante kleine opleidingen.