Toegevoegde waarde: een instrument voor onderwijsverbetering - niet voor beoordeling

Leerwinst en toegevoegde waarde zijn goede instrumenten om scholen te helpen hun onderwijs te verbeteren. Ze zijn echter niet bruikbaar voor een oordeel over de kwaliteit van de school als geheel.

In hoeverre zijn gegevens over ‘leerwinst’ en ‘toegevoegde waarde’ bruikbaar voor het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs? Leerwinst is de groei die leerlingen doormaken. Toegevoegde waarde is de bijdrage die scholen leveren aan de gemiddelde groei van hun leerlingen. Om de toegevoegde waarde in een bepaald vak te kunnen vaststellen, moeten toetsresultaten over een langere periode met elkaar én met de achtergrondgegevens van leerlingen in verband worden gebracht. 

De raad vindt dat leerwinst en toegevoegde waarde goede instrumenten zijn om scholen te helpen hun onderwijs te verbeteren. Ze zijn echter níet bruikbaar voor een oordeel over de kwaliteit van de school als geheel.

Gegevens over leerwinst geven scholen meer inzicht in de ontwikkeling die leerlingen doormaken bij de gemeten vakken of leerdomeinen. Op basis daarvan kunnen scholen beter maatwerk leveren. Toegevoegde waarde is een goed instrument om de eigen opbrengsten te vergelijken met andere scholen, om er zo nog beter op te kunnen reflecteren. Het is echter een te smalle indicator voor een beoordeling van de school. Toegevoegde waarde zegt alleen iets over die dimensies van het onderwijs die gemeten kunnen worden met valide toetsen, zoals taal en rekenen. De brede ontwikkeling van leerlingen, waarbij ook non-cognitieve vaardigheden een rol spelen, wordt niet meegenomen. Bovendien is er niet één manier om toegevoegde waarde vast te stellen: er zijn inhoudelijke keuzes nodig (bijvoorbeeld voor de achtergrondkenmerken waarvoor gecorrigeerd wordt) en er zijn statistische beperkingen die maken dat de uitkomsten altijd in hun context moeten worden bezien. Tot slot kan toegevoegde waarde als beoordelingsinstrument ongewenst strategisch gedrag uitlokken. Scholen kunnen zich vooral gaan richten op toetsbare onderwijsonderdelen en andere veronachtzamen.

Aanbeveling 1: geef de school eigenaarschap over de instrumenten leerwinst en toegevoegde waarde

Voor een goed gebruik van leerwinst en toegevoegde waarde voor onderwijsverbetering moeten scholen eigenaar worden van de instrumenten. Schoolleiders en leraren hebben meer kennis nodig van statistiek en praktijkgericht onderzoek. De raad pleit voor de inzet van datateams (waarin schoolleiders en docenten samen met een onderzoeker werken aan oplossingen voor concrete vragen) en voor een meer onderzoekende houding op scholen. Daarnaast pleit hij voor de beschikbaarheid van gegevens over leerwinst en toegevoegde waarde voor onderzoek. Dit bevordert het denken erover en de verdere ontwikkeling van gebruiksmogelijkheden.

Aanbeveling 2: houd bij oordeel over de school rekening met tekortkoming van opbrengstindicatoren

Het toezicht moet gericht zijn op méér dan wat opbrengstindicatoren meten, dus op de brede kwaliteit van het onderwijs, en het moet bevorderen dat deze brede kwaliteit verbetert. Daarvoor is een betere balans nodig tussen opbrengst- en procesindicatoren – nu ligt de nadruk te veel op de eerste. Scholen moeten ruimte krijgen om een inhoudelijke dialoog te voeren met de Inspectie over de omstandigheden die hebben geleid tot de resultaten. Daarnaast vindt de raad dat het opleidingsniveau van ouders beter tot uitdrukking kan komen in bestaande opbrengstindicatoren. Tot slot kunnen scholen zelf het succes van hun leerlingen in het vervolgonderwijs (en in de maatschappij) beter volgen.