Vooruitgang boeken met achterstandsmiddelen
Onderwijsachterstanden zijn hardnekkig en vragen blijvend om aandacht. Veel allochtone leerlingen hebben ondanks een inhaalslag nog steeds behoorlijke leerachterstanden. Autochtone kinderen van laagopgeleide ouders hebben de afgelopen decennia hun achterstand nauwelijks ingelopen. De Onderwijsraad pleit daarom voor het handhaven van het huidige volume van achterstandsmiddelen. Voorts adviseert hij de verdeelsystematiek van de middelen te vereenvoudigen en scholen aan te sporen transparanter te zijn over hun beleid en besteding van het geld. Tegelijkertijd is het nodig te investeren in gericht onderzoek om meer inzicht te krijgen in de effectiviteit van verschillende maatregelen.
De raad doet in dit advies een aantal aanbevelingen die ertoe moeten leiden dat achterstandsmiddelen op de juiste plek terechtkomen, en dat ze zorgvuldig worden ingezet op basis van kennis van wat werkt.
Aanbeveling 1: actualiseer en harmoniseer middelenverdeling
De raad beveelt aan om achterstandsmiddelen toe te kennen aan basisscholen op basis van het opleidingsniveau van de ouders en etniciteit. Beide indicatoren blijken nog altijd het meest bepalend voor leerachterstanden. Het schrappen van de indicator etniciteit uit het verdeelmodel in 2006 heeft volgens de raad niet tot verbeteringen geleid, maar wel meer complexiteit tot gevolg gehad. Door de invloed van beide indicatoren op leerachterstanden periodiek te monitoren kan het verdeelmodel bij de tijd worden gehouden. In dat kader pleit hij er ook voor bij de indicator opleidingsniveau van ouders de bovengrens voor extra financiering op te trekken tot het niveau van de startkwalificatie. Ter verlichting van de administratieve druk op scholen is het gewenst het opleidingsniveau van ouders eenmalig te (laten) registreren, zo mogelijk buiten de scholen om. Voorts adviseert de raad (de drempel in) de gewichtenregeling zodanig te verlagen dat scholen met veel autochtone doelgroepleerlingen meer van de beschikbare achterstandsmiddelen kunnen profiteren. Tot slot zou de wijze waarop de middelen worden verdeeld in het primair en in het voortgezet onderwijs meer in lijn gebracht moeten worden.
Aanbeveling 2: geef scholen ruimte bij besteding van middelen, maar vraag om verantwoording
De raad beveelt aan om scholen zelf te laten bepalen hoe ze de achterstandsmiddelen besteden. De inzet van middelen zou wel in de bestaande verantwoordingsdocumenten moeten worden verantwoord. Voor de kwaliteitsverbetering van het onderwijsachterstandenbeleid is het essentieel dat scholen zichtbaar maken wat ze met de toegekende middelen hebben gedaan (en waarom) en daarover in gesprek gaan met interne en externe belanghebbenden. Ook bij de onderwijsachterstandsmiddelen die scholen van de gemeenten ontvangen zouden ze de ruimte moeten hebben om deze in te passen in het eigen schoolbeleid. Verantwoording per gemeentelijk project legt een te zware administratieve druk op de scholen. Het werken met aparte projecten met elk hun eigen verantwoordingseisen belemmert een binnen de school verankerd onderwijsachterstandenbeleid.
Aanbeveling 3: bouw kennis op over goed onderwijs aan doelgroepleerlingen
Er is nog weinig wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van verschillende maatregelen om goed onderwijs te bieden aan doelgroepleerlingen. De raad adviseert om te investeren in een meer systematische kennisopbouw. Dit kan scholen helpen om hun achterstandsmiddelen doelgerichter in te zetten en de beoogde effecten te realiseren. Voor een succesvolle opbouw van kennis is samenwerking nodig tussen scholen, onderwijsontwikkelaars en onderzoekers.