Internationaliseren met ambitie

Het onderwijs hoort alle jongeren voor te bereiden op een maatschappij die globaliseert. Deze ambitie vraagt om een stevige verankering van internationalisering in het onderwijs en een betere afstemming tussen de sectoren. Vooral in het vmbo en het mbo is een inhaalslag nodig. 

De maatschappij waarop het onderwijs jonge mensen hoort voor te bereiden, globaliseert. De raad heeft daarom al eerder aangegeven dat internationalisering een integraal onderdeel van het onderwijs hoort te zijn.  Internationalisering krijgt in het onderwijs al op allerlei manieren vorm. Tegelijkertijd ontbreekt een strategische visie voor andere sectoren dan het hoger onderwijs. De raad beantwoordt de vraag wat de ambitie met internationalisering voor het primair, het voortgezet en het middelbaar beroepsonderwijs zou kunnen zijn en wat dat betekent voor de vormgeving ervan. Hij reikt bouwstenen aan voor het ontwikkelen van een integrale visie op internationalisering van het onderwijs.

Advies: streef ernaar dat iedereen het onderwijs internationaal competent verlaat

Volgens de raad kan internationalisering ambitieuzer worden opgepakt dan nu het geval is. De ambitie hoort te zijn dat alle jongeren ‘internationaal competent’ worden. Internationaal competent zijn in oriëntatie, kennis, communiceren, reflecteren en samenwerken is nodig om effectief te functioneren in de hedendaagse maatschappij. Internationaal competent zijn maakt mensen kansrijker op de (inter)nationale arbeidsmarkt waarop de concurrentie toeneemt. Internationaal competent zijn is voor iedereen belangrijk, ongeacht opleidingsniveau of beroepskeuze.

Internationaal competent worden gaat niet vanzelf. Bijdragen aan de ontwikkeling ervan is zeker een taak van het onderwijs. Elk van de drie doeldomeinen van kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming heeft internationale dimensies. De huidige aanpak van internationalisering garandeert onvoldoende dat iedereen het onderwijs internationaal competent verlaat; wat onder andere leidt tot ongelijke kansen tussen leerlingen van verschillende schoolsoorten. Dat heeft te maken met het beperkte bereik van internationalisering, met een eenzijdige en gefragmenteerde aanpak ervan aan veel scholen en met randvoorwaardelijke beperkingen.

Aanbeveling 1: bed internationalisering structureel in het bestaande onderwijs in

Met ‘internationaal competent zijn’ beschrijft de raad het inhoudelijke oogmerk van internationalisering. Door de hele onderwijsketen heen dient aan alle elementen hiervan bij alle leerlingen of studenten gewerkt te worden. Internationaal competent worden hoort in het onderwijs structureel ingebed en steviger verankerd te worden als integraal onderdeel van het onderwijsprogramma en de leeromgeving. Internationaliseren met ambitie gaat voorbij de huidige projectmatige en vaak versnipperde aanpak.  Afstemming tussen sectoren is essentieel. In het bijzonder dienen sectoroverstijgende leerlijnen voor Engels en wereldoriëntatie ontwikkeld te worden. Internationaliseren met ambitie vergt ook dat scholen hun visie op internationalisering verder ontwikkelen. Scholen doen er ten slotte goed aan meer aan te sluiten bij de leefomgeving van jongeren en mogelijkheden tot internationalisering in de omgeving van de school te benutten.

Aanbeveling 2: vergroot het bereik van internationalisering door inzet in alle sectoren en schoolsoorten en het stimuleren van verdieping

Het bereik van internationalisering dient vergroot te worden. Internationalisering hoort vorm te krijgen in alle sectoren en in alle schoolsoorten. Dat vergt met name meer inzet in het vmbo en het mbo, waar internationalisering nu achterblijft. Daarnaast past in alle sectoren het stimuleren van verdiepende varianten.

Aanbeveling 3: breng randvoorwaarden voor internationalisering op orde

Internationaliseren met ambitie betekent ook dat randvoorwaarden voor succesvolle internationalisering aandacht krijgen. Zo is het nodig om te investeren in geschikte lesmaterialen en in het ‘internationaal competent zijn’ van docenten en in didactische vaardigheden die docenten voor internationalisering nodig hebben; zowel via hun initiële opleiding als door bij- en nascholing. Verder is het waarborgen van financiële randvoorwaarden voor internationalisering belangrijk. De mate waarin leerlingen internationale kennis en vaardigheden opdoen mag volgens de raad niet afhankelijk zijn van incidentele subsidies. De overheid kan internationalisering verder stimuleren door omvang en bereik van de huidige stimuleringsmaatregelen te heroverwegen en af te stemmen op de internationaliseringsambitie voor het primair, het voortgezet en het middelbaar beroepsonderwijs.