De leerling centraal?

De Onderwijsraad heeft op verzoek van het ministerie van OCW een verkenning uitgebracht over de vraag wat het betekent om de leerling meer centraal te stellen in het onderwijs en waar deze ambitie grenzen ontmoet.  De Onderwijsraad vindt dat als maatschappelijke belangen en individuele belangen botsen, dat het maatschappelijk belang van onderwijs het zwaarst moet wegen.

De raad stelt vast dat achter de notie leerling centraal een verscheidenheid aan betekenissen en bedoelingen schuil gaat. Hij brengt deze veelvormigheid in kaart aan de hand van vier discussies waarin de leerling centraal een rol speelt: discussies over de doelen van onderwijs, over de vormgeving en uitvoering van het onderwijs, over de organisatie van het onderwijs en over het onderwijsstelsel.

Is het wenselijk om de leerling meer centraal te stellen? Het antwoord hangt af van wat er bedoeld en beoogd wordt met de leerling centraal. Het is volgens de raad dan ook van belang bij besluitvorming over onderwijs steeds goed in de gaten te houden vanuit welk perspectief, met welke betekenis en met welk oogmerk het idee van de leerling centraal wordt gebruikt.

Grenzen aan het centraal stellen van de leerling

De Onderwijsraad benoemt twee spanningen die aangeven waar het centraal stellen van de individuele leerling in het onderwijs daadwerkelijk op grenzen stuit. De eerste spanning betreft die tussen individuele wensen enerzijds en maatschappelijke belangen anderzijds. De tweede spanning betreft die tussen keuzevrijheid enerzijds en kansengelijkheid anderzijds.

De raad benadrukt dat het onderwijs zowel individuele als publieke belangen dient. Individuele leerlingen en hun ouders hebben er belang bij dat onderwijs zo goed mogelijk aansluit bij hun behoeften. Vanuit dat perspectief zijn er argumenten om het onderwijs in te richten op basis van de wensen van leerlingen en hun ouders en van de groepen en gemeenschappen waar zij deel van uitmaken. Onderwijs heeft echter ook een verantwoordelijkheid ten aanzien van de samenleving als geheel: het maatschappelijk en publieke belang van onderwijs. Het gaat dan bijvoorbeeld om sociale samenhang, algemeen welzijn en economische groei en welvaart. Dit belang stelt volgens de raad grenzen aan een exclusieve gerichtheid op wat leerlingen en hun ouders van het onderwijs kunnen verlangen. De raad vindt dat waar het maatschappelijk belang en het individuele belang botsen, het maatschappelijk belang van onderwijs het zwaarst moet wegen.

Verlies publieke belangen van het onderwijs niet uit het oog

De raad doet een beroep op alle betrokkenen – leerlingen, ouders, leraren, schoolleiders, bestuurders, toezichthouders, beleidsmakers en politici – om in de besluitvorming over het centraal stellen van de leerling de maatschappelijke gevolgen niet uit het oog te verliezen. De raad wil met deze oproep scholen ondersteunen die onder druk staan van de wensen en eisen van individuen en groepen.

Ook de overheid heeft zorg te dragen voor de maatschappelijke belangen van het onderwijs. Maatschappelijke belangen waarvoor de overheid (mede) verantwoordelijk is, noemt de raad publieke belangen. De raad meent dat publieke belangen bij het formuleren van onderwijsbeleid voorop moet staan. Daar waar de leerling centraal komt te staan ten koste van sociale samenhang, toegankelijkheid en gelijke kansen, is de kwaliteit van onderwijs in het geding.